Lange peul met stevig gewas van ongeveer 60 cm. De middelgroene peultjes zijn volkomen vliesvrij en blijven lang oogstbaar, fijn van smaak en zoet.

Oud ras met middellange, ovale, grove peulen.

Voor de vroege teelt. Lichtrode biet waarvan het vruchtvlees wit is met roze ringen. Zeer zoet en lekker.

Vroege variëteit - donkerpaarse vruchten met gladde, blinkende huid en wit vlees. Weelderig gewas dat veel warmte vraagt om vruchten te dragen.

Talrijke korte vruchten met stekelige huid. Vroeg te plukken voor inmaak. (5 cm)
Vanaf april zaaien in een pot op kamertemperatuur van diameter 8 cm.

Dit zijn ongeveer 60 wortels

À EMPORTER UNIQUEMENT.

Vormt kleine, grillige knolletjes met nootachtige smaak. Zij kunnen zowel rauw, gestoofd als gefrituurd gegeten worden. Hoogte 30 à 80 cm. Knolletjes 3 à 5 cm.

Demi hâtives à peau rouge et chair jaune. Bonne productivité avec d’assez gros tubercules oblongs courts. Très bonne qualité gustative avec une chair tendre.

Originale par sa couleur de chair rose. Variété tardive idéale pour mettre de la couleur dans vos assiettes! En chips, en purée ou autre utilisation culinaire, elle étonnera vos amis jardiniers!

Pour culture biologique, peu de besoin en eau et engrais. Extrêmement résistante au mildiou. Peau bicolore jaune aux yeux rouges, de chair jaune. C’est une variété spéciale frites, purées, potages ou pommes au four. Elle se conserve très bien.

Variété demi-hâtive à chair ferme. Tubercules allongés à peau rouge. Sa chair est d'un jaune assez soutenu. Très bonnne tenue à la cuisson. Elle est très appréciée à la vapeur, rissolée et dans bien d'autres utilsations culinaires!

Pomme de terre très précoce du type à cuisson ferme. Les tubercules sont allongés et couleur jaune pâle. Peu sensible aux maladies du tubercule.

Race de pommes de terre très précoce avec un bon rendement de tubercules rondoval jaune clair. Peu sensible aux maladies du tubercule. Très bonne qualité de cuisine.

Peulvrucht van de familie van de vlinderbloemigen. De bloemen bevinden zich bovengronds, na bevruchting zal de peul zich in de grond boren en daar afrijpen. Oogstperiode is september - oktober.

Klimplant uit de familie tropaeolacea, verwant aan Oost-Indische kers en van oorsprong uit Peru (Andesgebergte). De knollen zijn als kleine aardappelen met een opvallende rode, gele en witte kleur en met een scherpe mosterdachtige smaak (opgelet! niet rauw eten). De bladeren kunnen als specerij gebruikt worden. Oogsten na 6 à 8 maanden.

Overblijvende eenhuizige klimplant van de komkommerfamilie. De hangende vruchten zijn peervormig en kunnen tot 1 kg zwaar worden. De vruchten worden onrijp (geschild) bereid, gestoofd, gekookt of gebakken. De smaak van het vruchtvlees is vergelijkbaar met dat van een komkommer. De wortelknol is tevens ook eetbaar en wordt bereid als aardappelen (zetmeelrijk).

Eetbare knol rijk aan inuline en gezonder voor diabetespatiënten dan aardappelen. De knol dient eerst in een glas water geplaatst te worden om scheuten te vormen. Deze scheuten worden dan gestekt in potjes en later in mei uitgeplant in volle grond.

Eetbare knol met als oorsprong Canada. Is verwant met topinambour en zonnebloem. Oogstbaar vanaf oktober - de knollen bewaren het best in de grond. Je kan ze rauw eten, geraspt met vinaigrette, of bereiden zoals aardappelen.

Wit-roze knolletjes, fris en zoet van smaak. Kunnen zowel rauw in salades, gekookt, in de wok of gefrituurd klaargemaakt worden. Ook de blaadjes kunnen in salades verwerkt worden. Na half mei definitief buiten uitplanten. De planten zo lang mogelijk op het veld laten staan, eventueel afdekken en beschermen bij koude nachten. De knollen vorstvrij laten overwinteren.

Planten in de serre vanaf februari en/of in volle grond vanaf mei. Plantafstand 15 cm - plantdiepte 3 à 5 cm. Oogsten van juni tot oktober.